M. Vulpus (1560-1615)
|
1
Nu daagt het in het oosten, het Licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, Die eeuwig heersen zal.
| 2
De duisternis gaat wijken van de eeuwenlange nacht. Een nieuwe dag gaat prijken met ongekende pracht.
| 3
Zij, die gebonden zaten in schaduw van de dood, van God en mens verlaten – begroeten ’t morgenrood.
| 4
De Zonne, voor wier stralen het nachtelijk duister zwicht, en die zal zegepralen, is Christus, ’t eeuwig Licht!
| 5
Reeds daagt het in het oosten, het Licht schijnt overal: Hij komt de volken troosten, die eeuwig heersen zal. |
|