Gezangboek.nl
Ps 121 'k Sla d' ogen naar 't gebergte heen
Verzen:
J. Worp, D. Sanderman
J. Worp, D. Sanderman
1. Een lied Hammaaloth. Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. 2. Mijn hulp is van den HEERE, Die hemel en aarde gemaakt heeft. 3. Hij zal uw voet niet laten wankelen; uw Bewaarder zal niet sluimeren. 4. Ziet, de Bewaarder Israƫls zal niet sluimeren, noch slapen. 5. De HEERE is uw Bewaarder, de HEERE is uw Schaduw, aan uw rechterhand. 6. De zon zal u des daags niet steken, noch de maan des nachts. 7. De HEERE zal u bewaren van alle kwaad; uw ziel zal Hij bewaren. 8. De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid.
1
'k Sla d' ogen naar 't gebergte heen, vanwaar ik dag en nacht des Hoogsten bijstand wacht. Mijn hulp is van den Heer' alleen, die hemel, zee en aarde, eerst schiep, en sinds bewaarde.
2
Hij is al treft u 't felst verdriet, Uw Wachter, die uw voet voor wankelen behoedt; Hij, Isrels Wachter, sluimert niet; geen kwaad zal u genaken; de Heer' zal u bewaken.
3
Zijn wacht, waarop men hopen mag, zal, daar zij u bedekt en u ter schaduw strekt, de maan bij nacht, de zon bij dag, in koud' en gloed vermindren, opdat zij u niet hindren.
4
De Heer' zal u steeds gadeslaan, opdat Hij in gevaar, Uw ziel voor ramp bewaar'. De Heer', 't zij g' in of uit moogt gaan, en waar g' u heen moogt spoeden, zal eeuwig u behoeden.