1. Een lied Hammaaloth. Welgelukzalig is een iegelijk, die den HEERE vreest, die in Zijn wegen wandelt. 2. Want gij zult eten den arbeid uwer handen; welgelukzalig zult gij zijn, en het zal u welgaan. 3. Uw huisvrouw zal wezen als een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis; uw kinderen als olijfplanten rondom uw tafel. 4. Ziet, alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die den HEERE vreest. 5. De HEERE zal u zegenen uit Sion, en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen al de dagen uws levens; 6. En gij zult uw kindskinderen zien. Vrede over Israƫl!
1
U mag men zalig heten, dien 's Heeren vrees bekoort; die, met een goed geweten, steeds wandelt naar Zijn woord. Gij zult uw nooddruft vinden door d' arbeid van uw hand; wat g' u moogt onderwinden, komt naar uw wens tot stand.
2
Uw echtvriendin zal bloeien, gelijk een wijnstok tiert, die, vruchtrijk onder 't groeien, uw huismuur dekt en siert. Niets zal uw welvaart stuiten; uw kroost zal blij en fris, als groen' olijvenspruiten, versieren uwen dis.
3
Dit lot is u beschoren, zo gij, met diep ontzag, naar 's Heeren wet blijft horen; voor u zal, dag aan dag, het heil uit Sion vloeien: Gij zult, zolang gij leeft, Jeruzalem zien bloeien, 't welk God Zijn zegen geeft.
4
Blijft gij op Hem betrouwen, dan zult gij, op uw bee 't kroost van uw kroost aanschouwen; in Israel zij vree.