1
Uit diepe nood roep ik tot U: Heer’, neig U tot mijn bede. wees mij genadig, luister nu en leid mij tot Uw vrede. Indien Gij in het oordeel brengt de schuld, de zonde die U krenkt, wie kan dan tot U treden?
2
Ik zal op mijn gerechtigheid mijn eigen werk, niet bouwen, maar op Gods goedertierenheid, Zijn vriend'lijkheid, vertrouwen. Die heeft Hij in Zijn Woord beloofd: Zijn Woord, mijn schat die niemand rooft, mijn steun en mijn betrouwen.
3
Hoe groot de zonde is geweest, nog groter Gods genade: opdat Hij altijd wordt gevreesd Hij leidt ons op Zijn paden. De God van Israel bevrijdt van alle ongerechtigheid en voert ons tot Zijn vrede.