Gezangboek.nl
Z 1 Mijn ziel, herdenk met heilig beven
Verzen:
J. Worp, D. Sanderman
J. Worp, D. Sanderman
6. Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis uitgeleid heb. 7. Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben. 8. Gij zult u geen gesneden beeld maken, noch enige gelijkenis, van hetgeen boven in den hemel, of onder op de aarde is; of in het water onder de aarde is; 9. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE, uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, en aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; 10. En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden. 11. Gij zult den Naam des HEEREN, uws Gods, niet ijdellijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden dengene, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt. 12. Onderhoudt den sabbatdag, dat gij dien heiligt; gelijk als de HEERE, uw God, u geboden heeft. 13. Zes dagen zult gij arbeiden, en al uw werk doen; 14. Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN, uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw os, noch uw ezel, noch enig van uw vee, noch de vreemdeling, die in uw poorten is; opdat uw dienstknecht, en uw dienstmaagd ruste, gelijk als gij. 15. Want gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht in Egypteland geweest zijt, en dat de HEERE, uw God, u van daar heeft uitgeleid door een sterke hand en een uitgestrekten arm; daarom heeft u de HEERE, uw God, geboden, dat gij den sabbatdag houden zult. 16. Eert uw vader, en uw moeder, gelijk als de HEERE, uw God, u geboden heeft, opdat uw dagen verlengd worden, en opdat het u welga in het land, dat u de HEERE, uw God, geven zal. 17. Gij zult niet doodslaan. 18. En gij zult geen overspel doen. 19. En gij zult niet stelen. 20. En gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste. 21. En gij zult niet begeren uws naasten vrouw; en gij zult u niet laten gelusten uws naasten huis, zijn akker, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is.
1
Mijn ziel, herdenk met heilig beven, hoe God, met majesteit bekleed, Zijn wet op Horeb heeft gegeven, waar Hij deez' woorden horen deed
2
"Ik ben de Heer', uw God en Koning, Die van Egypte u bevrij', u leidend uit uw slaafse woning; dient dan geen goden nevens Mij!"
3
"Voor beeldendienst zult gij u wachten; Ik ben de Heer', een ijv'rig God; 'k straf dien in drie en vier geslachten maar schenk Mijn dienaars 't zaligst lot!"
4
"Misbruikt geenszins den Naam des Heeren; zweert nimmer enen valsen eed; want hun, die Zijnen Naam onteren, is Zijn getergde wraak gereed."
5
"Gedenkt en viert, met vee en magen, den Sabbath, na zesdaagse vlijt God schiep 't heelal in zoveel dagen, en heeft den Sabbath Zich gewijd."
6
"Gij zult uw ouders need'rig eren, opdat uw God, die eeuwig leeft, uw dagen gunstig moog' vermeren, in 't land, dat Zijne hand u geeft!"
7
"Gij zult niet doodslaan, noch u wreken! Breekt nooit den echt; steelt niemands goed! Gij zult geen vals getuig'nis spreken, bemint elk met een vroom gemoed!"
8
"Uw hart zal nimmer iets begeren, van alles, wat uws naasten is. Uw ziel zal, als uw mond, God eren, en houden Zijn getuigenis!"
9
Och, of wij Uw geboon volbrachten! Gena, o hoogste Majesteit! Gun door 't geloof in Christus krachten; om die te doen uit dankbaarheid.