W.B. Bradbury (1816–1868)
|
1
't Is middernacht en in den hof, buigt, tot de dood bedroefd, in ’t stof de Levensvorst; in Zijn gebeên doorworstelt Hij Zijn strijd alleen.
| 2
't Is middernacht, maar hoe Hij lijd', Zijn jong'ren slapen bij die strijd; en derven, afgemat in rouw, een aanblik op des Meesters trouw.
| 3
't Is middernacht, maar Jezus waakt, en 't zielelijden, dat Hij smaakt, bant uit Zijn hart de bede niet: „Mijn Vader, dat Uw wil geschied'".
| 4
't Is middernacht, en 't vaderhart sterkt en verstaat den Man van smart, die 't enig lijden, dat Hij torst ten eind doorstrijdt als levensvorst. |
|