1
't Oude jaar is nu verdwenen, en vergaan die schone tijd. en zo gaan de jaren henen, 't eindigt in een eeuwigheid. Velen zijn gegaan verloren, eeuwiglijk vervreemd van God. Beter was het, nooit geboren, dan zo een rampzalig lot.
2
En wij mogen nog beleven, zo een schone vindenstijd. Laat ons prijs en ere geven God, zo vol van goedigheid. Prijst de Heere met gezangen, geeft Hem eer en roem en lof. Zou God nu geen dank ontvangen? Wij genieten dankenstof.
3
Doe ons Sions heil aanschouwen in dit nieuw begonnen jaar. Weer van ons de smart en rouween ons in genade spaar. Laten velen weergeboren, in dit jaar zijn toegebracht. Red een volk, geheel verloren, dat op Uw genade wacht.
4
Die nu zaaien en veel zuchten en met tranen en gebeen en naar Jezus henen vluchten met hun klagen en geween. Wil hen eens van druk ontbonden maken van de zonden vrij. Om eens losgemaakt van zonden, leven nu en eeuwig blij.
5
Zalig volk, die in het oude jaar die keuze hebt gedaan. Wis het eeuwig nooit berouwde, eeuwig zal 't u wel vergaan. Laat de tijd nu vluchtig lopen, sneller dan de vlugge reên; Die op eeuwig leven hopen, treden zo gerust daar heen.