1
O eeuwige Vader, sterk in macht, wiens arm betoomt der baren kracht, die wijst de grondloze oceaan de hem gestelde perken aan, o wil verhoren onze beê voor hen, die zijn in nood op zee!
2
O Christus, wiens bestraffend woord door wind en water werd gehoord, die onder ’t stormen rustig sliep en wandelde over ’t schuimend diep, o wil verhoren onze beê voor hen, die zijn in nood op zee!
3
O Geest, die op de grote vloed gelijk een vogel hebt gebroed, breng Gij ’t geweld der zee tot staan en laat de mens met vrede gaan. O wil verhoren onze beê voor hen, die zijn in nood op zee!
4
O God, die ons behoeden wilt, bescherm de broeders, wees hun schild in storm en strijd, ga met ze mee en red ze van ’t geweld der zee, dat land en water wijd en zijd lofzingen Uw barmhartigheid.